Leden login   Contact

Historie Brandweer Garderen

 

 
ZESTIG JAAR VRIJWILLIGE BRANDWEER IN GARDEREN
 
De officiële oprichting
 
Op 6 mei 1943 werd in café “Dennenlust”  - het huidige café “Stam” – onder leiding van burgemeester Westrik vergaderd over de oprichting van een Garderens brandweerkorps. Dat werd eigenlijk ook wel tijd, want in andere dorpen in de gemeente had men zich op dit gebied al veel eerder georganiseerd: Barneveld in 1910, Voorthuizen een jaar later, Zwartebroek en Kootwijkerbroek respectievelijk in 1925 en 1932. De vergadering werd misschien gehouden op voorstel van Westrik, die al vanaf 1930 voorzitter was van de Veluwsche Boschbrandweer, of op initiatief van dorpsgenoten, die de zich wilden inzetten voor een voortvarende bestrijding van brand in het dorp en de omgeving.
 
 
We weten ook niet of de heidebranden die in maart en mei 1942 in “De Wildekamp” hadden gewoed er iets mee te maken hadden. De bosbrandweer had de eerste onder leiding van Westrik weten te bedwingen, maar de tweede had het huis van de heer Keyser in de as gelegd en deze had zijn ontevredenheid daarover duidelijk aan het gemeentebestuur laten blijken. 
De burgemeester hield de aanwezigen voor dat de bosbrandweer bij brand in het dorp wel wilde helpen, maar dat er in deze tijd kloeke mannen nodig waren, op wie gerekend kon worden. Zij moesten respect afdwingen, ook bij de Duitsers. Hij wees erop dat de leden van de bosbrandweer vrij waren van ‘Arbeidsinzet’ – de verplichting om voor de Duitsers te werken – en hoopte dat dit ook voor ‘gewone’ brandweerlieden zou gelden.
Of deze opmerking een rol heeft gespeeld is niet zeker, maar er meldden zich direct zeventien mannen als leden van het prille korps: Hendrik van de Kolk, Gijs Leijenhorst, Jan Bakker, Hendrikus Bokhorst, Gerrit van Middendorp, Rijk Jetten, Gerrit Schuiteman Gzn., Aart van den Hoorn, Johannes Gerritsen, Gerard van de Mast, Jan van Lagen, Eef van Middendorp, Jan Pul, Beert Versteeg, Gerrit Hardeman, Willem van Millegen en Gerrit Vedder. Volgens een krantenartikel van later datum waren ook veldwachter Van den Brink en de Barneveldse commandant en ondercommandant aanwezig.
Westrik benoemde zelf de meeste leden van het bestuur. Van de Kolk werd opperbrandmeester, Leijenhorst adjunctbrandmeester en de heren Bakker en Bokhorst werden aangesteld als gewone bestuursleden. Na zijn woorden “zelf kunt ge er nog één kiezen” kreeg Gerrit van Middendorp de voorkeur van de aanwezigen.
Als herkenningsteken kregen de leden petten toegezegd, andere uitrusting zou mogelijk nog volgen. Niet direct middelen waarmee je vol vertrouwen brand zou willen blussen. In de eerste gewone ledenvergadering, drie weken later in “De Bonte Koe”, werden de maten voor de petten genomen. Op 18 mei was er al een eerste oefening gehouden, die echter niet was gemeld aan de gemeentelijke commandant, G. van de Broek. Hij gaf de raad om in het vervolg de tijd tussen het alarm en het ‘water geven’ op te nemen. Na afloop van deze bijeenkomst werd aan de toren een geschikte plek gezocht om de slangen te drogen.
De eerste uitruk – om maar vast eens een brandweerterm te gebruiken – ging op 27 september naar de brandende schuur van de heer C.J. van der Bijl op “De Wilde Kamp” aan de Oud Milligenseweg.
 
En wat daaraan voorafging
 
Het was echter niet zo dat er vóór mei 1943 in Garderen alleen met goede wil, de moed der wanhoop en zelf meegebrachte emmers water werd geblust. Ooit heeft er onder de toren een handbrandspuit gestaan, maar we hebben helaas niet kunnen achterhalen wanneer dat is geweest of wanneer dat apparaat voor het laatst is gebruikt. Een soortgelijke, of dezelfde, machine is nu het trotse bezit van de Barneveldse brandweer.
Op 9 oktober 1939 schreef het hoofd der school J.A. van de Bovenkamp aan de burgemeester dat wanneer hier brand zou uitbreken, de vlammen in de meeste gevallen niet gestuit konden worden. Niet alleen door gebrek aan water, maar ook door de afwezigheid van elk brandblusmiddel. Waarschijnlijk waren de branden enige dagen tevoren in “De Houtduif”  en “Pastorale” aan de Doodenweg - de tegenwoordige Speulderbosweg -  de directe aanleiding voor zijn brief. Van de Bovenkamp verzocht Westrik om de mensen warm te maken voor de oprichting van een brandweerkorps, in dit geval zonder spuit, en om een gesprek over de aanschaf van brandblusapparaten. De oprichting van een korps werd niet alleen wenselijk, maar ook “zeer wel mogelijk geacht”, omdat de leden van de bosbrandweer ongetwijfeld graag hun gratis medewerking zouden verlenen. Er zouden volgens de bovenmeester 24 brandblussers en een vijftal opbergkasten  met glazen voorkant beschikbaar moeten komen, voordat de voorstellen tot oprichting van het korps aan de ingezetenen bekend zouden worden gemaakt. De kasten  zouden bijvoorbeeld kunnen worden opgehangen bij de molen, de kerk, het postkantoor of bij de dokter. Hij verwachtte verder dat verzekeringsmaatschappijen wel een subsidie zouden willen geven.
Waarschijnlijk waren er op 27 december van dat jaar al brandblusapparaten aanwezig want op die datum vroeg Van den Bovenkamp het college van burgemeesters en wethouders enkele data op te geven waarop het een demonstratie van de apparaten  zou kunnen bijwonen.
 
Er werd nu serieus en voortvarend te werk gegaan want in de gemeenteraadsvergadering van 11 december 1940 deelde de burgemeester mee dat hij de motorsproeiwagen in Garderen had laten stationeren. Het toezicht daarop lag bij veldwachter Jac. van den Brink en raadslid R.P. Groeneveld. In het dorp was inmiddels een commissie gevormd, waarin behalve de twee bovengenoemden ook de heren Blanken en Wibbelink zitting hadden. De commissie stelde voor om de wagen tegen een vergoeding van een gulden per week te stallen in een stenen schuur van Groeneveld op de hoek van de Smidstraat en de Oud Milligenseweg. De kosten van het aanbrengen van een ingang begrootte men op ? 50,--.
Volgens Westrik kon “met dezen tank vol water bij brand althans eenige blussching gegeven worden”. Dat klinkt achteraf niet erg 
indrukwekkend en geruststellend voor de dorpelingen van toen. De sproeiwagen was een ver-vooroorlogse Dion Bouton met massieve banden. 
Waarschijnlijk was dit de wagen waarmee door 
Schetsontwerp pomp op de Putbrink van G. Leijsen.
 
Gemeentewerken in vroeger jaren in tijden van droogte de  wegen in en rond het dorp Barneveld  waren besproeid om overmatige stofontwikkeling te voorkomen. De tank op de wagen kon zo’n duizend liter water bevatten en dat water moest worden geput uit de Solse Poel, ware het niet dat een van de twee eigenaren van dit meertje daartegen bezwaar maakte. 
 
Mede daarom besloot de gemeenteraad om voor het graven van een brandput, met een door een elektromotor van 15 pk aangedreven pomp, op de Brink in totaal ? 1200,-- ter beschikking te stellen. Slangen waren er volgens de burgemeester voldoende. In de raadsvergadering van 9 mei 1941 bleek echter dat voor de aankoop van 300 meter slang en koppelingen ook nog eens  ? 1200,-- nodig was. Westrik kon de heren raadsleden nog wel meedelen dat er een proef met de brandput was genomen, waarbij de stralen zelfs  het dakje van de toren bereikten. Volgens een krantenbericht uit die dagen spoot het water zelfs tot de torenspits en beschikte Garderen over een korps van circa twintig man, dat onmiddellijk klaar zouden staan om branden te blussen. Er waren zoveel slangen nodig omdat er nog geen waterleiding was aangelegd en andere putten dan die op de Brink daarom ontbraken. De slangen moesten overigens dikwijls worden gerepareerd met ‘verbandjes’. Bij brand kon telefoonnummer 3 van de opperbrandmeester of brandmeester worden gedraaid.
 
De eerste brandweerwagen werd dus gestald in een geïmproviseerde garage van Groeneveld aan de Smidstraat, nu de curiosa- en kunstnijverheidswinkel van Leijenhorst, en tijdelijk ook in een loods van smid Gijs Leijenhorst aan de Dorpsstraat. Het ding, dat liefkozend (?) “Jumbo” werd genoemd, had wel eens motorische gebreken, volgens de overlevering moest af en toe zelfs een paard starthulp verlenen.
Veldwachter Van den Brink schreef in september 1941 aan de burgemeester dat er bij de Garderense brandweer geen jassen en laarzen waren. Het aanschaffen van een volledige uitrusting voor twaalf manschappen zou wel moeilijk zijn en daarom was hij zo vrij te adviseren dat drie jassen en twee paar laarzen voldoende waren, ook omdat de werkzaamheden niet direct verlangden dat ieder van waterdichte kleding moest zijn voorzien. Het moet wel zijn voorgekomen dat de mannen na afloop even nat waren als de zojuist door hen gebluste hooiberg. Dit teken van bescheidenheid toont ook aan dat er toen al een brandweerkorps bestond. Uit een notitie van burgemeester en wethouders uit 1942 valt op te maken dat er destijds vier  Garderense brandmeesters en  tien “brandgasten”, of hun nabestaanden, verzekerd waren tegen invaliditeit en overlijden. In juli van dat jaar deelde de gemeentelijke commandant  aan burgemeester en wethouders mee dat er in Garderen 445 meter slang beschikbaar was en dat 500 meter voldoende zou zijn om praktisch de hele kom van het dorp te bestrijken. 
 
 
De bosbrandweer
U hebt eerder kunnen lezen dat er in de jaren dertig op de Veluwe al een bosbrandweer bestond. Aan het einde van de jaren twintig werd de behoefte daaraan almaar sterker, in dit gebied met veel bos en hei, steeds meer toeristen en weinig water. De gebeurtenissen in 1929 leidden tot de oprichting van de Veluwsche Boschbrandweer waarvan de Barneveldse burgemeester Westrik voorzitter werd. In dat jaar ging alleen al bij Kootwijk 300 hectare bos verloren, waarbij het slechts met grote moeite lukte om enkele woningen te behouden. Waarnemingstorens, voorzien van een telefoon, werden gebouwd om vuur zo snel mogelijk te kunnen ontdekken en de brandblussers zo snel mogelijk te kunnen waarschuwen. 
In de directe omgeving van Garderen woedden diverse bos- en heidebranden, onder andere op de Solse Berg en bij Oud Milligen, die door particulieren en militairen uit Nieuw Milligen werden bestreden. Burgers die bij het blussen hadden geholpen, konden een bonnetje voor een vergoeding inleveren bij de gemeenteveldwachter. In de nacht van 2 december 1929  brandde de boerderij met het café van de heer Spruit te Oud Milligen tot de grond toe af, waarbij blussers de kinderen en een koe konden redden, maar een paard omkwam.
 
In het bosbrandweercomité namen ook de burgemeesters van Putten, Ede en Ermelo zitting, enkele grootgrondbezitters en verder houtvesters van Staatsbosbeheer, de Heidemaatschappij en van Hare Majesteit koningin Wilhelmina, met andere woorden: van het Kroondomein.
Op 17 maart 1930 werd een bijeenkomst belegd,  waar Westrik het woord voerde en een vrijwilligerskorps voor de kring Garderen werd opgericht, waarvoor zich bij die gelegenheid 25 leden opgaven. De heren Bokhorst en Bulterman,  de laatste wonend in “Anastasius”, werden gekozen als leiders. De persoonlijke uitrusting van de leden was beperkt tot scheppen en takken. Negen dagen later kon het korps voor de eerste keer aan de slag. Zoals in veel eerdere gevallen zagen sommigen kwaadwilligheid als oorzaak van de brand.                           
Op 12 november waren bij een vergadering van het bosbrandweercomité maar liefst 150 belangstellenden present. 
Voor alle zekerheid werd in dat jaar in de gemeente Barneveld de volgende verordening van kracht: “Een ieder, die zich in de brandgevaarlijke maanden (van Maart – October) rookende in enig bosch, heide of veengebied binnen de gemeente Barneveld bevindt, is verplicht om op de eerste aanwijzing der daartoe bevoegde politieambtenaren dit rooken te staken en het rookgerei op voorzichtige wijze te dooven. Niet voldoen aan dit verzoek wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste f. 25,-- of een hechtenis van ten minste 6 dagen”.
 
Het einde van Jumbo
Over spectaculaire gebeurtenissen in de oorlogsjaren is in het notulenboek weinig te vinden, maar in juli 1945 stond het jonge korps voor een moeilijke taak. Er ontstond brand in de boerderij van Van Millegen aan de Harderwijkerweg. De stroom om de pomp in de brandput aan te drijven was afgesneden en de sproeiwagen stond in Barneveld in de brandweergarage, mogelijk met één of ander mankement, zoals al wel eerder was voorgekomen. Gelukkig bivakkeerden er nog Canadese militairen in en om het dorp, die met schuimblussers de schade tot het dak konden beperken. In dit jaar werden Hendrikus Bokhorst en Gerrit Schuiteman tot commandant en adjunct commandant benoemd. De hoop op nieuw materiaal bleef vooralsnog vergeefs.
Op 4 mei 1946 herdacht Garderen de bevrijding. Na diverse feestelijkheden werd ‘s avonds een vreugdevuur ontstoken. Kennelijk laaiden de vlammen zo hoog op dat men Jumbo van stal haalde om na te blussen. De rit van chauffeur Rijk Jetten eindigde te dicht bij de brandstapel. Even later moest met het vuur ook de brandweerwagen worden geblust. Van de motor bleek niets meer te redden. Sommigen hebben dit gebeuren misschien beschouwd als een geluk bij een ongeluk, maar een slechte brandweerwagen is nog altijd beter dan helemaal geen, en tegen brand in panden buiten het bereik van de slangen viel nu weer even weinig uit te richten als vijf jaar tevoren.
Jumbo’s watertank had bij het feest geen averij opgelopen, maar er moest wel een nieuwe vrachtauto worden aangeschaft. Op 29 oktober 1946 stelde de gemeenteraad daarvoor f 4500,-- beschikbaar. De komst liet nog even op zich wachten. Volgens de overlevering was de wagen in Barneveld gestald en moest deze daar eerst worden opgehaald als er in Garderen brand uitbrak. Waarschijnlijk was dit de reden waarom de korpsen van Barneveld en Voorthuizen te hulp moesten komen toen op 13 maart 1947 door de plotseling invallende dooi in het centrum van het dorp kelders volliepen en op Boeschoten vee van de verdrinkingsdood moest worden gered. Door dit gemis verliep het blussen van een brandende schuur van bakker Schuiteman ook nogal moeizaam. De leden besloten om voor de eer te bedanken als de nieuwe brandweerwagen op 9 juli 1947 nog niet was aangekomen. Op die datum verscheen er geen wagen, maar een brief van b en w met de mededeling dat de overdracht een week later plaats zou hebben. Bij die overdracht zou burgemeester Kuntze zich niet zo positief over de instelling van de Garderenen hebben uitgelaten. De ‘nieuwe’ brandweerwagen was een verbouwde Ford-dumpwagen die door het Canadese of Amerikaanse leger in ons land was achtergelaten. In dat jaar werden in ieder geval ook nieuwe rubberen laarzen aangeschaft.
 
In 1948 vond de jaarvergadering plaats in “De Roskam” van de gezusters Pater, op de hoek van de Mazenhofstraat en de Oud Milligenseweg. Dit aloude café zou zo’n tien jaar het vergaderlokaal blijven. Er waren afgevaardigden van andere korpsen uit de gemeente aanwezig en dit is de loop van de jaren een zo goed als ononderbroken gewoonte geworden.
Er kwam een uitnodiging uit Hierden om daar een blusdemonstratie te geven. Op de afgesproken datum moest men echter verstek laten gaan vanwege een kapotte motor, de tweede keer werd de reis wel voltooid. 
In die tijd werd ook duidelijk dat het werk van de brandweer niet beperkt zou blijven tot het dorp en de directe omgeving. In 1948 werd tussen de gemeentelijke commandant en de waarnemend directeur van R.I.M.I. (Reparatie Inrichting en Materiaal Inspectie) de afspraak gemaakt dat in geval van brand in de werkplaats in Nieuw Milligen een beroep kon worden gedaan op de korpsen van Garderen, Kootwijkerbroek en Voorthuizen. In 1940 werden de aansluitstukken in het voertuigenpark Stroe – de tegenwoordige “Majoor Mulderkazerne” - zodanig gewijzigd dat het gemeentelijke materiaal daarop kon worden aangesloten.
 
De jaren vijftig. Een echte garage en uniformen
 
“Toen kwam ik tot de ontdekking dat we een brandweerman hadden met klompen aan en nog wel een hoge en een lage klomp, dit is niet erg, beter de klompen aan dan je beste pak”
 
Op 1 mei 1950 vroeg Hendrikus Bokhorst ontslag als commandant en lid. Hij werd vervangen door Gerrit Bronkhorst. Volgens de notulen kwam er onder zijn leiding
nieuw leven in de brandweer. De leden oefenden  om de veertien dagen en in dat jaar werden er vier alarmoefeningen gehouden.
 
In 1950 kwamen er enkele leren jassen, maar verder waren er veel klachten over het materiaal. De spuit weigerde door inwendige storingen en men ging op zoek naar een nieuwe stalling. 
 
De pomp zette de Brink onder water als er moest worden gepompt. Het bleef tobben.
In de vroege ochtenduren van 8 januari 1951 ontstond brand in de woonkamer van bakker en brandweerman Hein Schuiteman. De torenklokken werden geluid om alarm te slaan. Ondanks de inzet van het korps gingen woonhuis en bakkerij verloren, ook
omdat het bluswerk nadelig werd  beïnvloed door gebrek aan bruikbare slangen en water. De bewoners konden amper worden gered en de Barneveldse brandweer moest met een tankwagen assistentie komen verlenen. De belendende boerderij van Pul bleef gespaard doordat het rieten dak vochtig was. Deze boerderij zou een paar jaar later door de familie Bouwman worden betrokken en zal nog vaker ter sprake komen. Pas om halfacht was het vuur geblust en het nablussen duurde tot zes uur ’s avonds. Er werd snel een noodwinkel gebouwd en met de bouw van een nieuwe bakkerij, winkel en woning begonnen.
Tijdens de jaarvergadering drongen zowel de voorzitter als de burgemeester aan op plichtsbetrachting, onder andere bij oefeningen. Niet iedereen nam deze boodschap ter harte, zoals we later zullen zien. In mei van dat jaar kwam er wat nieuw materiaal en enkele nieuwe uniformen. Verder nam het korps voor de eerste keer deel aan een wedstrijd, in Voorthuizen, waarbij de vierde plaats werd behaald, en werd er een begin gemaakt met nog een traditie, het personeelsreisje.
 
 
De eerste excursie per autobus bracht de deelnemers naar Schiphol, Haarlem en Bloemendaal. Er werd vier keer uitgerukt voor brand, vier keer voor loos alarm en twintig keer geoefend.
Op 26 januari 1952 brandde het pand van B. Boeve aan het Kruipad helemaal uit en op 6 juni verbrandde een van de leden bij een brand op Houtdorp zijn eigen kleding. Gelukkig keerde de verzekering het schadebedrag uit. Vanaf de brand bij bakker Schuiteman werden in de notulen steeds de tijdstippen van alarm en van het geven van water genoteerd. Zo bleek dat het dorp Kootwijk vanuit Garderen even snel was te bereiken als uit Kootwijkerbroek. Een hele prestatie van de Kootwijkerbroekers als we bedenken hoeveel bochten de weg telde die ze moesten afleggen. In de vroege uren van 1 september van dat jaar brak er brand uit in het Kootwijkse hotel ‘Het Hooghuys”. Daarbij kwam een inwonende kok om het leven. De brandweer uit Garderen zou vijf minuten eerder zijn aangekomen dan die uit Kootwijkerbroek. Wie in het notulenboek leest dat daarover verschil van mening is ontstaan, zou zich vijftig jaar later in plaats van de destijds betrokkenen alsnog bijna gaan schamen. Nadat de tank van de brandweerauto was leeggespoten, moest deze, door het ontbreken van een brandput in Kootwijk, in Garderen weer worden gevuld. 
In dit jaar werden de laatste uniformen ontvangen. Iedereen werd op het hart gedrukt deze ook te dragen, want schade aan eigen kleding zou voortaan niet meer worden vergoed. Gerrit van Middendorp verliet de gemeente Barneveld en moest daarom ook het korps verlaten. Tijdens de jaarvergadering viel het besluit om hem tot tijdelijk erelid te benoemen en hem bij terugkeer weer op te nemen als er dan een vrije plaats zou zijn. De Barneveldse Courant meldde op 10 december dat het gemeentebestuur geld beschikbaar had gesteld voor een sirene die op het dak van het huis van Gerrit Schuiteman zou worden geplaatst en waardoor het uitrukken nog aanmerkelijk zou worden bespoedigd.
 
In de jaarvergadering van 1953 stelde Andries Koning voor om het gemeentebestuur te verzoeken om de uren die men aan een brand of oefening besteedde, te vergoeden. Van vergoeding was tot dan toe geen sprake, de brandweerlieden moesten zelfs betalen voor hun lidmaatschap van de vereniging. Velen zagen hun brandweerwerk als een erebaantje, maar dat gold niet voor iedereen. Bij dezelfde gelegenheid werd namelijk besloten een lid te royeren omdat hij zelden bij een brand of oefening aanwezig was. Bij een paar anderen was de deelname aan oefeningen hopeloos en er werd met korte metten gedreigd als dit niet zou veranderen. De term ‘hopeloos’ was kennelijk ook van toepassing op het onderkomen van de brandweerwagen, met name in de winter, en opnieuw werd
Eef van Middendorp als chauffeur in de 
Ford “dump”.
aangedrongen op de bouw van een nieuwe garage. In 1953 werd een dorpsfilm opgenomen, waarop is te zien hoe de brandweer destijds uitrukte.
 
 
Nog niet alle leden hielden zich aan het voorschrift om altijd in uniform te verschijnen, zo liet commandant Bronkhorst in het jaarverslag over 1954 weten: "Toen kwam ik tot de ontdekking dat we een brandweerman hadden met klompen aan en nog wel een hoge en een lage klomp, dit is niet erg, beter de klompen aan dan je beste pak, ja die hebben wij er ook bij die met hun zondags pakje aan naar de brand gaan en als het werk begint te komen, b.v. uithalen van stroo, dan zegt men doodnuchter wij kunnen wel gaan hè commandant”.  De commandant kwam tot deze ontdekking bij een brand op Drie. De reis daarheen was moeizaam geweest: “Al was de wagen stuk, toch maar uitgerukt zonder achteras (!) en dan nog via Speulde met zeer slechte weg”. Waarschijnlijk mankeerde er iets aan de achterwielophanging en moeten we het laatste stukje tekst niet helemaal letterlijk opvatten. In juni was er brand ontstaan in het spoorhuis bij “Post 71” bij Kootwijk. Het huis brandde af, de inboedel werd grotendeels gered. De Garderense brandweerlieden waren net teruggekeerd van het jaarlijkse reisje en enigen hadden zich al ter ruste gelegd. De korpsleiding beschouwde de gebeurtenissen als een goede oefening!
Op de laatste dag van het jaar werd de sirene op het dak van ondercommandant Schuiteman aan de Smidstraat in gebruik genomen. Voorbij was de tijd dat  een brandweerman – achtereenvolgens Jan Bakker, Rijk Jetten en Marinus Bakker - met een hoorn en op een fiets alarm moest slaan en bij grote branden de klokken beierden. Het loeien van de sirene om 12.00 uur ’s zaterdags werd voor velen het teken dat de werkweek voorbij was. 
 
 
Toen in 1955 zowel de brandweergarage, met ruimte voor twee auto’s, als een manschappenwagen in gebruik werden genomen leek het erop dat de Garderense manschappen eindelijk voldoende waren uitgerust om branden te kunnen bestrijden, al bleek dat de sirene niet overal hoorbaar was.   
De burgemeester opende de garage op 5 oktober. Bij deze feestelijke gebeurtenis bood de commandant van de Zwartebroekse brandweer mede namens de andere gemeentelijke korpsen een elektrische klok en een kistje sigaren aan. Enkele weken later begon de heer Haanschoten uit Barneveld met het geven van lessen op het gebied van brandbestrijding. Jaren lang werd daarbij het ‘magere mannetjesboek’ gebruikt, een lesboek waarin de figuren waren aangegeven met enige streepjes. Op 7 november werd de manschappenwagen overgedragen.
De volgende dag vierde het korps het 12½-jarig bestaan. De heren Gerrit Schuiteman, Jan Pul, Willem van Millegen en Eef van Middendorp waren vanaf de oprichting lid en werden daarmee gecomplimenteerd. Tijdens de jubileumvergadering blikten de aanwezigen terug op het personeelsreisje naar de Ardennen en op de in augustus georganiseerde brandweerwedstrijden, die door het korps zelf werden gewonnen. Het zou nog lang duren, tot dat resultaat werd geëvenaard. De heer Buma uit Harderwijk sloot de avond af met voordrachten en spelletjes.
 
  
Opening kazerne 1953 door Burgemeester Kuntze.
 
De winter van 1956 was streng. Op 1 februari rukten de mannen ter assistentie uit naar Putten, maar helaas was de pomp bevroren. De elfde van die maand heerste er nog steeds “zeer strenge kou”, maar nu ging alles prima. Het was inderdaad een barre winter, want drie dagen later waagden doorgewinterde schaatsers zich aan de Elfstedentocht. Allerlei materiaal werd gebruikt om kieren in huizen te dichten en de koude buiten de deur te houden.
Op 26 maart moest in het vakantieoord “Rabbit Hill” in Nieuw Milligen een brandje worden bestreden, hoewel de tankwagen in reparatie was. We weten niet hoe dit probleem is opgelost. Datzelfde lot onderging in mei de Voorthuizense waterwagen en dus werd Garderen door Barneveld te hulp geroepen om bij Kieftveen een brandende vrachtwagen met balen vodden te blussen.
 
 
Spa 1955.Van links  naar rechts: Eef van Middendorp, Gerrit Schuiteman,
 Jan Zevenbergen, Gerrit Bronkhorst, Andries Koning, Bartus de Ruiter,
 Gijs van Middendorp, Gijs van den Hoorn, Dirk Kevelam, Rinus Bakker, 
Hein Schuiteman, Jan Pul.
 
 
Het jaarverslag over 1956 maakte voor het eerst melding van wrijving met de Apeldoornse brandweer. Drie keer werd uit Apeldoorn hulp verzocht bij heidebranden en drie keer was het vuur bij aankomst al gedoofd. Op het verzoek om in het vervolg eerder te bellen kwam geen reactie. De secretaris schreef met trots dat het Garderense korps het enige in de gemeente was waarvan de leden cursussen volgden en examens aflegden en wees op het reisje naar de Rijn, de Moezel en het Ahrdal. In Koblenz hadden de heren meegemaakt dat vrouwen elkaar te lijf gingen! 
Op de jaarvergadering van 1957 was voor het eerst de plaatselijke politieagent, de heer Van de Streek, aanwezig, die de hoop op voortzetting van de goede samenwerking uitsprak. Hij en zijn opvolgers zouden deze boodschap de komende vijfenveertig jaar blijven herhalen. Jan Zevenbergen vroeg zich af of het nuttig zou zijn om in de garage een bord op te hangen, waarop, voor de laatkomers, de plaats van de brand zou kunnen worden genoteerd. Op 23 december van dat jaar vergaderde de gemeentelijke brandweercommissie. De leden daarvan waren in meerderheid van mening dat voor alle manschappen een helm aanwezig moest zijn. De ‘commandant Garderen’ vroeg een vergoeding voor de uren van brandbestrijding tijdens werktijden. 
 
 
Oefening op de vuilnisbelt bij van de Mast aan de Oud Milligenseweg.
Veel slangenverband moest worden aangebracht!
 
In 1958 werd met de BB een gezamenlijke oefening gehouden. Willem van Millegen merkte bij de jaarvergadering op dat brandweerlieden bij provinciale wedstrijden van helmen moesten zijn voorzien. De gemeentelijke commandant Van Dijk hoopte dat dit wel in orde zou komen. Komt tijd, komt raad? Op 10 april van dat jaar brandde de veldschuur van Strijbis aan de Oud Milligenseweg door toedoen van met vuur spelende kinderen voor de eerste keer af. Het zou in de komende jaren nog twee keer gebeuren. Een van de kinderen werd later een gewaardeerd korpslid. Zou er in meer pyromanen toch een brandweerman schuilgaan?
Twee brandjes moesten worden bestreden met poederblussers omdat het blusvoertuig in grondige revisie was. Als gevolg van doorroesten en vergaan van verschillende onderdelen was de watertank los komen te liggen, waardoor het gevaar bestond dat deze bij te hard remmen naar voren zou schieten. De districtsinspecteur voor het brandweerwezen en de gemeentelijke commandant adviseerden om voor ? 35.000,- tot ? 40.000,- een nieuwe tankwagen aan te schaffen, maar burgemeester en wethouders wilden de oude auto liever voor ongeveer ? 6.000,- laten reviseren, zodat Garderen voor minstens vijf jaar een betrouwbare auto zou hebben en “uit de brand” zou zijn. Met drie tegenstemmen, waaronder die van het plaatselijke raadslid Reijer Groeneveld, ging de gemeenteraad hiermee akkoord, ondanks het feit dat een van de tegenstemmers het had over een “hoestbui op wielen”. Niemand vermoedde toen dat de hoestbui  het nog tien jaar zou moeten volhouden. De jaarvergadering had weer een feestelijk karakter: ‘Garderen’ werd van meerdere kanten geprezen als een prima korps – volgens de sprekers een heel verschil met vroeger – en een zekere Driekus uit Vaassen vrolijkte de avond op.
 
In 1959 vond de jaarvergadering plaats in “De Bonte Koe”. De dames Pater raakten op leeftijd en bouwden hun horeca-activiteiten af. Mede door de droge zomer van dit jaar werd er 34 keer uitgerukt, onder andere naar brandjes in de schuurtjes van Dirk Kevelam aan de Putterweg en van Huisman van “De Kleine Bazar”, tegenwoordig café “De Driesprong”. Ook ontstond er brand in strobalen en turfmolm naast een petroleumtank van de in en bij de molen gevestigde coöperatie, precies tegenover de brandweergarage. Het overbruggen van deze afstand bleek voor de tankwagen nog een hele opgave, hoewel deze na de al eerder genoemde revisie  volgens zeggen weer in prima staat was, ook al waren het reservewiel, de schijnwerper en enkele kleine dingen in Wageningen bij de reparateur blijven liggen. Over de volgwagen liet men zich minder lovend uit, evenals over de commandant van Apeldoorn, met wie bij een brand in Kootwijk weer ongenoegen was ontstaan. 
    
Te veel eigen initiatief
 
In de jaren veertig en vijftig bleek twee keer dat de Garderense brandweer in de ogen van hogere instanties te veel op eigen houtje handelde. 
Op 19 april 1949 werd door enige manschappen onder leiding van de plaatselijke ondercommandant zonder kennisgeving (aan de gemeentelijke commandant) en zonder toestemming van de pachter van het aan de overzijde van de weg gelegen theehuis bij de zwemgelegenheid in het Uddelermeer een oefening gehouden, waarbij een betonnen voetpad en de dito fundering van de kleedhokjes zwaar werden beschadigd. Een ernstige afkeuring door burgemeester en wethouders was het gevolg.
 
Op 22 juni 1959 waren vijftien brandweerlieden tweeëneenhalf uur “in de gloeiende hitte” bezig geweest om te voorkomen dat een bosbrand aan de Speulderbosweg een huisje in de as zou leggen. De secretaris van het korps verzocht de vertegenwoordiger van de betreffende verzekeringsmaatschappij vriendelijk om een financieel blijk van waardering, ook omdat de maatschappij voor een flinke tegenslag was behoed. Deze reageerde heel anders dan gehoopt en richtte zich onmiddellijk tot de hoofdinspecteur van het brandweerwezen, met de mededeling een dergelijk verzoek onjuist te vinden, evenals het gebruik van een portvrije dienstenveloppe van het Departement van Binnenlandse Zaken voor dit doel. De hoofdinspecteur verzocht de inspecteur in district III te Arnhem deze aangelegenheid in een persoonlijk onderhoud met de burgemeester van Barneveld te zijner kennis te brengen. Vervolgens bracht de gemeentelijke commandant de boodschap over dat dergelijke verzoeken en het onjuiste gebruik van enveloppen achterwege moesten worden gelaten.
 
  
 
De jaren zestig. Nieuwe wagens en centrale verwarming
 
Commandant Van Dijk probeerde de op de jaarvergadering van 1960 aanwezigen gerust te stellen met de mededeling dat de volgwagen de volle aandacht had, maar daarbij zou het nog twee jaar blijven. Ook werd er gehoopt op nieuwe werkkleding en een lichtaggregaat. Op 10 januari gaf de Garderense spuit  bij een nachtelijke brand in een veldschuur van Van de Pol op ’t Sol vijf minuten nadat alarm was geslagen de eerste straal water. De collega’s uit Uddel zouden vijf kwartier later zijn verschenen, hoewel ’t Sol toen nog tot de gemeente Apeldoorn behoorde en er dus van het Uddelse korps wat meer haast verwacht had mogen worden. Op 11 maart brandde het in het schuurtje van de 86-jarige heer Grobbe, omdat papier naast het fornuis vlam had gevat. “Ook dit werd vrij spoedig de kop ingedrukt, maar de oude Grobbe was zijn buitenverblijf kwijt”. Waar eens de familie Grobbe vis en consumptie-ijs verkocht, staat nu het pand van installatiebedrijf Waaijenberg.
 
 
Na het officiële gedeelte van de jaarvergadering van 1961 werd de avond gevuld met enige filmpjes en het “naar binnen werken van wat warms”. Laatstgenoemde onderdeel stond bijna elk jaar op het programma. Op 23 maart van dat jaar ontstond er om drie uur ’s ochtends brand in het achterhuis van de secretaris van de vereniging, Gijs van Middendorp. Dit achterhuis was “De Oude Deel”, de voormalige brandweergarage, waar een dekkleed van de vrachtauto van melkhandelaar Willem Huisman tegen een elektrische lamp was gaan schroeien. Twee auto’s, blikken met benzine en olie, en kurkdroog hout bleven behouden, maar de secretaris en zijn gezin hadden verder geen “rustige nachtrust”.
Op de jaarvergadering van 1962 kwam het verlossende woord dat er een nieuwe volgwagen kon worden aangekocht. Na een bezoek aan de RAI viel de keuze op een Austin. Tijdens deze vergadering werd ook voorgesteld om in de garage centrale verwarming te laten aanleggen. Een vooruitziend idee, want in de volgende ijzige winter, met weer een Elfstedentocht en autoritten over het IJsselmeer,  bleven het pand en de auto’s daarin niet vorstvrij.
Een jaar later werd deze vraag herhaald, verder waren er verzoeken om een droogrek en een kaart met alle brandputten in de omgeving. Burgemeester Van Diepeningen speldde medailles op de borsten van drie leden wegens 12½ jaar trouwe dienst en wenste de brandweer geluk met het twintigjarig bestaan. De avond werd vrolijk besloten met door brandweerlieden opgevoerde toneelstukjes. Op 10 maart 1963 ontstond er brand in een hooiberg van Teus Bouwman, vlak bij zijn met riet gedekte boerderij.
Destijds kwamen er na echte winters echte zomers en op 1 juni was er weer eens een echte brand. Zowel ’s morgens als ’s middags moest er met de korpsen van Voorthuizen, Kootwijkerbroek, Zwartebroek, Barneveld en Apeldoorn, en militairen  drie uur worden geblust in de heide en het bos langs de spoorlijn tussen Stroe en Kootwijk. Een vonkensproeiende trein was de oorzaak van de brand, waarbij bijna honderd hectare natuurschoon verloren ging, de brandweerwagen van Kootwijkerbroek door de vlammen werd omsingeld en door de bemanning moest worden verlaten. Verder werd bij het blussen nog een niet ontplofte vliegtuigbom gevonden. Gelukkig gebeurde dit op een zaterdag zodat er voor de schooljeugd ook eens iets viel te beleven. Na afloop konden we in de teil of onder de douche voor de wekelijkse wasbeurt. Ook veel volwassenen toonden hun belangstelling.
In 1964 werden er oefeningen gehouden in de legerplaatsen “De Wittenberg” en “Kamp Stroe”. De manschappen kregen uitgaansuniformen, maar naar het droogrek, de verwarming en de tweede sirene bleef men verlangend uitzien. Inmiddels was men gewend geraakt aan de bedaard draaiende ambtelijke molens en de lange ‘levertijden’ van voorzieningen en daarom werd op de jaarvergadering van 1965 maar vast gevraagd wanneer er mobilofoons zouden komen. Het antwoord lag voor de hand: “Dat zal nog wel enige jaren duren”. Vanwege het overlijden van korpslid Herman Morren ging het reisje dit jaar niet door.
 
Op de jaarvergadering van 16 februari 1966 sprak men af dat wanneer de sirene weer vast zou vriezen,  de volgwagen met loeiende sirene door het dorp zou rijden.
 
In 1966 werd dan toch de verwarming in de garage aangelegd en in de volgende jaarvergadering kwam er al weer een verzoek om een toilet! Verder waren er klachten over de hoorbaarheid en het steeds weer bevriezen van de sirene, de afrastering rond het gebouw en de kwaliteit van de deursloten, en bezorgde opmerkingen over het ontbreken van een brandput bij het kindertehuis “De Lichthoeve”, de brandonveiligheid van het “Verenigingsgebouw”  en over verzekering in geval van een ongeluk.
Kalm aan
Tijdens de jaarvergadering op 16 maart 1967 deelde gemeentelijk commandant Van Dijk  mee dat de nieuwe tankwagen wel zou komen, maar hij wist nog niet wanneer. De oude tankwagen deugde voor niets meer en hij raadde de chauffeur aan om voorzichtig te zijn met het vervoer van de manschappen en met de mensen op de weg. De vraag werd gesteld of bij een ongeluk de chauffeur of de gemeente de schuldige zou zijn. Ondanks alles werd de bestuurder verantwoordelijk geacht.
In het voorjaar van 1968 werd de nieuwe DAF-tankwagen overgedragen.
Op 11 mei van dat jaar vierde het korps zijn 25-jarig bestaan. Na de receptie gaf men met de nieuwe wagen achter de molen een demonstratie. Niet lang daarna werd voorgesteld om de spatborden met rubber tegen beschadiging door de slangen te beschermen, waaruit wel blijkt hoe trots en zuinig de brandweerlieden op hun nieuwe bezit waren. 
 
Gelukkig kon worden vastgesteld dat de oefeningen in 1967 doorgaans goed waren bezocht, waarschijnlijk omdat daarop in het verleden van hogerhand kritiek was geleverd.
 
 
1968. Van links naar rechts. Staand:  Dirk Kevelam, Gijs van den Hoorn, Bartus de Ruiter, Willem van Millegen, Gerrit Bronkhorst, Gerrit Schuiteman sr., Gijs van Middendorp, Gerrit van den Hoorn, Steven van Millegen, Marinus Bakker. Gehurkt:  Jan  Zevenbergen, Jaap van Middendorp, Andries Koning, Eef van Middendorp, Aalt van de Kolk, Gerrit Schuiteman jr.
 
 
Commandant Van Dijk kon op de jaarvergadering van 1968 meedelen dat de tankwagen en de sirene voor elkaar zouden komen, dat het geld voor de toiletten was aangevraagd en dat de legitimatiebewijzen klaar waren. Hij klaagde nu echter over de inzet van het korps bij wedstrijden, waarop de voorzitter beterschap beloofde. Het lijkt erop dat het fanatisme van andere korpsen door de jaren heen groter is geweest. Op 16 april kon de eerste brand met de nieuwe tankwagen worden geblust. De auto was voorzien van een mobilofoon, geschonken door de Apeldoornse brandweer. 
 

© Brandweer Garderen. Alle rechten voorbehouden.